Het leek zo fijn van een leien dakje te gaan. De knorrepiet sliep al vanaf dat hij 8 weekjes oud was lekker door. Geen gedoe met baby’s die in ouderlijk bed belanden, geen nachtelijke escapades of wisselende ouderdiensten om de kleinste man weer in slaap te wiegen, zingen, jonassen voor mijn part… Nee, dit bleef ons gespaard…. dachten wij.
Spook uit de fles
Echter, deze luchtbel barste onlangs als een te ver opgeblazen ballon uit elkaar. BAM! Het Ollespook is uit de fles! Boosdoener: sprongetje, tanden, snotneuzen, kriebelhoestjes en g#d mag weten wat nog meer. Neemt niet weg, het spookt in huize Roelina’s, big time!
‘Wat een makkelijk kind’
De kleinste man heeft een stemvolume van heb ik jouw daar. Werkelijk, een luchtalarm is er niks bij. Gillend, schreeuwend, want huilen is het niet eens, drijft meneer zijn beide ouders tot nachtelijke wanhoop. Irritatie en vermoeidheid spelen parten en dus belandt hij steevast elke avond bij ons in bed. En zo wordt hij de volgende morgen vredig, vrolijk, en alsof er niks gebeurt is, wakker vanuit een diepe slaap (want dat kan hij dan ineens wél). Beiden vervloeken we het moment waarop we zeiden ‘wat een makkelijk kind’. Want makkelijk is op dit moment geen woord dat in de babyvocabulaire voorkomt. Dat zou simpelweg té veel credits zijn voor de knorrepiet.
Sprong rond 37 weken
Hoewel ik eigenlijk bij onze 2e de opvoedbijbel ‘Oei ik groei’ er nauwelijks op heb nageslagen, heb ik dit keer stiekem toch even gespiekt. Het kan bijna niet anders of de nachtelijke escapades van babylief zijn (deels) gerelateerd aan de 6e ‘groeifase in de mentale ontwikkeling van een baby’. De sprong rond 37 weken. Beebje is nu ‘as we speak’ 8,5 maandjes oud. De 37 weken sprong is dus keiharde realiteit. ‘Eat you heart ourt’, want het is meteen ook zo’n sprong die wel 3 tot 6 weken kan duren. Lekker dan. De sprong die de wereld van categorien opent, zoals zo mooi wordt omschreven in het opvoedlopershandboek ‘Oei ik groei‘. (Fijn boek overigens, ik was even vergeten hoe fijn!)
Symptonen
Alle mogelijke symptonen die bij deze sprong horen, zijn naadloos in te passen in hetgeen babylief vertoont. Ik kan je ze zo op een presenteerblaadje presenteren als het nodig is. Waag het bijvoorbeeld niet om heel even uit het gezichtsveld van de knorrepiet te gaan. Dat eten is ook zo’n dingetje. Er zijn dagen bij dat meneer de lepel er bij opvreet. Maar er zijn ook dagen dat er meer etenswaar naast, dan in het daarvoor bestemde babymondje belandt. En dat niet willen slapen, ook zo’n typisch ‘ik doe moeilijk want ik maak een sprongetje’-symptoon. Maar niet getreurd! Want als deze sprong voorbij is… Nou, dan kunnen we wat hoor…
We kunnen wat
En dat zie je eigenlijk nu al. Want waar ik enkele weken geleden al dacht dat die ontwikkeling snel ging. Doe daar nu nog maar een klein babyschepje boven op. Dat tijgeren is een peace of cookie geworden, voorzichtige kruipbewegingen worden er al gemaakt. Bovendien kunnen we ons al optrekken aan de salontafel of aan de rand van het bed van broerlief (dat niet zo hoog is).We zwaaien. Niet zo’n toevalszwaaitje omdat een babyspasme een toevallige zwaaibeweging teweegbrengt. Nee, we zwaaien bewust, terug. Bovendien doen we graag geluiden na. We zingen mee uit volle borst als broerlief zingt (althans, dat moet er op lijken want in werkelijkheid heeft het met zingen nog weinig te maken). En we kijken graag in de spiegel, naar onszelf, en we lachen dan ook graag heel hard om onszelf.
Kortom
Met die ontwikkeling van babylief gaat het als een speer. Daar hoef ik me geen zorgen om te maken. Afgezien van de wallen die tot op mijn enkels reiken en de prikkelbaarheid die het chronisch slaaptekort met zich meebrengt, mag ik dus eigenlijk in mijn handjes knijpen. En dat doe ik dan ook maar. Op mijn tandvlees, met geknepen handjes, wachten op betere (doorslaap)tijden.